Smeerwortel

Symphytum officinale


De Smeerwortel is een goedbekende wilde plant uit de familie der ruwbladigen, de Boraginaceae.
Deze in heel Europa winterharde vaste plant wordt 50 tot 80 cm hoog, en is volledig overdekt met korte, stugge haartjes. De wortelstok, die medicinaal het meest wordt gebruikt, is vertakt, en de afzonderlijke delen zijn vlezig-vezelig en spoelvormig, zo’n twee centimeter in doorsnede en tot een 25 cm lang. Hun oppervlak is glad en zwart, vlezig en sappig en wit op doorsnede.

De bebladerde stengels, die tot 60 lang kunnen worden, zijn dik en stevig, hoekig en hol op doorsnede. Ze vertakken zich en zijn bedekt met borstelige haartjes. De onderste blaren zijn erg lang, tot 25 á 30 cm, ovaal
van vorm en bedekt met haartjes die jeuk kunnen veroorzaken.
De bladeren hoger op de stengel zijn aflopend, d.w.z. dat ze gedeeltelijk in de stengel overgaan waarbij een deel van het blad zich voortzet op de steel, lager dan de aanzet van het blad. Ze worden kleiner naarmate ze hogerop groeien.
Naar boven toe vertakt de stengel steeds meer, en eindigt tenslotte in een naar één kant gebogen aar van hangende, kortgesteelde bloempjes, die roomgeel of paars van kleur zijn. De bloempjes hangen twee aan twee aan de schicht die ‘schorpioenachtig’ van vorm is, wat betekent dat de curve die gevolgd wordt, de vorm heeft van een schorpioenstaart. De bloemen staan ingeplant aan één kant van de stengel, en lopen in grootte af van de volledig geopende bloemen aan het begin, tot aan de bijna onooglijke knopjes aan het einde.
De bloemkroon is eerder buis- dan klokvormig, de kelk vijfdelig gespleten.
De vrucht bestaat uit vier blinkende ‘nootjes’,
geperforeerd en aangehecht aan het receptaculum aan de basis.
Smeerwortel bloeit gedurende het grootste deel van de zomer, en dit vanaf eind april, begin mei.

De roomkleurige vorm van de Smeerwortel, die in Engeland veel algemener is dan bij ons, werd door Hooker de eigenlijke ‘Symphytum officinale’ genoemd, hij beschouwde de paarse vorm als een variant die hij S. officinale, var patens noemde. De botanicus Sibthorpe brengt die vorm onder onder een andere soort, die hij Symphytum patens noemt. Nochtans worden in de meeste flora’s geen onderscheid gemaakt tussen beide vormen, en worden ze zonder onderscheid ‘Symphytum officinale’ genoemd. In het wild zal je beide kleuren nochtans niet vaak tezamen terugvinden.